Ruim een half miljoen huishoudens in ons land leeft in energiearmoede, waarvan een groot aantal in de Metropoolregio Amsterdam. Ze hebben hoge energiekosten, wonen meestal in een huis dat niet goed is geïsoleerd en hebben een laag inkomen. De bestrijding van dit fenomeen helpt om de energietransitie te versnellen. Een MRA-verkenning brengt in beeld  wat gemeenten zelf én in regionaal verband kunnen doen.

Gebaseerd op cijfers van het CBS heeft TNO onderzoek gedaan naar aard, omvang en regionale spreiding van de energiearmoede in ons land.  Dat is niet alleen van belang voor de getroffen groep maar zal ook een vliegwieleffect hebben voor de gehele transitie.

Inzetten op gericht beleid
Het rapport, De feiten over energiearmoede in Nederland, hanteert de definitie dat er sprake van energiearmoede als huishoudens over een laag inkomen beschikken in combinatie met hoge energielasten dan wel een woning van energetisch onvoldoende kwaliteit. Het gaat om 550.000 huishoudens, zo’n zeven procent van het totaal. Ter vergelijking: inkomensarmoede komt bij ongeveer vijftien procent van alle huishoudens voor. Energiearmoede en inkomensarmoede hebben met elkaar te maken, maar vallen lang niet altijd samen. Zo is ernstige energiearmoede ruimtelijk veel geconcentreerder dan inkomensarmoede: in slechts 5 gemeenten en 7% van de wijken is meer dan 10% van de huishoudens energiearm. Dat maakt gericht beleid per gemeente of regio eenvoudiger.

Twee doelgroepen
Volgens Peter Mulder, onderzoeker van TNO en hoofdauteur van de studie, is het om beter zicht te krijgen op energiearmoede niet alleen van belang naar de betaalbaarheid van de energierekening te kijken, maar ook naar de kwaliteit van de woning en in hoeverre de bewoners in staat zijn deze te verduurzamen. Dan zijn er twee groepen te onderscheiden die in een slecht of matig geïsoleerd huis wonen, maar daar niet zelf iets aan kunnen doen:

  • huurders, omdat zij voor verduurzaming afhankelijk zijn van de verhuurder;
  • eigenaren van een energieslurpend huis die het geld niet hebben om daar in te investeren.

Deze mensen zijn lang niet allemaal arm. Zo zijn er genoeg huishoudens die het energiezuinig maken van hun woning wel kunnen betalen, maar daar als huurder niet over kunnen beslissen. Peter Mulder: “Opgeteld gaat het om bijna de helft van de bevolking, namelijk 48 procent. Een groot deel van hen heeft op dit moment geen probleem met het betalen van hun energierekening. Maar als de gasprijs verder gaat stijgen, zal een deel van de huishoudens uit deze groep alsnog een betalingsprobleem krijgen. Door met gericht beleid juist nu meer huizen te verduurzamen kunnen we dat voorkomen. Daarmee bestrijden we deze energiearmoede en helpen we de energietransitie echt op gang.”

Categorieën per gemeente
In het onderzoek heeft TNO de niveaus van energiearmoede uitgewerkt per gemeente, wijk en buurt. Op gemeenteniveau is per wijk en buurt te zien welke vormen van energiearmoede voorkomen, zoals het percentage huishoudens met een laag inkomen en hoge energiekosten, huishoudens die met een laag inkomen wonen in een huis van onvoldoende kwaliteit, eigenaren die de verduurzaming van hun huis niet kunnen betalen of huurders die daarover niet kunnen beslissen. Voor elk van deze categorieën is ook een top-20 van gemeenten samengesteld met bijbehorende percentages. Deze gemeenten liggen vrijwel allemaal in het noordoosten van Nederland. Maar er zijn ook wijken met hele hoge percentages energiearmoede in gemeenten waar het gemiddelde energiearmoede niveau relatief laag is. Zo blijken er wijken te zijn waar meer dan twintig procent van de huishoudens een laag inkomen heeft en onevenredig hoge energiekosten. Ook zijn er gemeenten waar het percentage eigenaren of huurders die niet kunnen verduurzamen boven de vijftig of zelfs zeventig procent ligt.

MRA-verkenning
In MRA-verband is de afgelopen maanden een verkenning gedaan naar wat gemeenten zelf én in regionaal verband concreet kunnen doen. Na deze verkenningsfase ligt er nu de bestuurlijke opdracht om met elkaar een plan van aanpak voor te bereiden voor dit thema en daarmee een brug te bouwen tussen het ruimtelijke en sociale domein. Tijdens een webinar wordt op 14 oktober (10:00 – 12:00 uur) de eerste versie van deze ‘menukaart’ toe gelicht. Ook wordt ingegaan op de mogelijkheden om deel te nemen aan het op te zetten programma.