Logischer, makkelijker en eerlijker kunnen kiezen voor circulaire producten. Niets minder is de inzet van het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030. Dit maatregelenpakket van het kabinet moet de opmaat zijn voor een volledig circulaire samenleving in 2050. “Helaas is de voorgestelde uitvoering nogal top-down ingezet en kan mogelijk roet in het eten gooien”, stelt Lex Hendriksen, als adviseur verbonden aan het MRA-programma circulaire economie. “Wij zijn als regio meer dan een uitvoering machine. Neem ons als regio serieus en geef ons met het NPCE duidelijke kaders én financiële middelen om vaart te maken.”
Het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) is een actualisatie van de Rijksinzet tussen nu en 2050. “Op zich spreekt de inhoud mij aan”, aldus Lex Hendriksen. “Maar ik mis de link naar de producentenverantwoordelijkheid. ‘Er is veel winst te behalen indien bedrijven randvoorwaarden meekrijgen voor wat zij produceren. Dan denk ik in dit verband met name aan zaken als recycling, hergebruik en vergroening.”

Te top-down
Gewoon storend vindt Hendriksen dat het er op lijkt dat voor en niet met de regio’s wordt gedacht. “Het NCPE is veel te top-down ingestoken. Bedrijven die vaart willen zetten achter hun circulaire plannen hebben behoefte aan een aansprekende overheid dichtbij. En niet een ministerie in Den Haag ver weg. Bij het Rijk mis ik vaak het besef dat juist wij als regio in direct contact staan met bedrijven. Juist op regionaal niveau kunnen we processen versnellen. Neem de MRA. Bij ons borrelt het van de initiatieven.”
Ook onderschat het Rijk in de ogen van Lex de potentie die er nu al vaak haalbaar is. Als voorbeeld noemt hij de prestatienorm van gebouwen. “Op dit punt is het NCPE te voorzichtig, er kan veel meer.” Dit laatste geldt zeker voor circulair inkopen. “Als MRA zetten we hier onze schouders onder. Dat werpt z’n vruchten af, want wij zijn hiermee nu al koploper van het land. Onze inzet richt zich op 100 procent circulaire inkoop in 2030. Het Rijk is op dat punt minder ambitieus.”
Winst is verder te behalen door meer secundaire grondstoffen de juridische status van een product te geven. “Dit maakt het mogelijk om wet- en regelgeving eenvoudiger toe te passen om zaken op te leggen of af te dwingen. Dan zou je veel meer kunnen hergebruiken. Wel is daarbij uiteraard van belang dat je zorgt dat het bedrijfsleven ook zelf het belang hiervan ziet.. Anders ga je iets opleggen wat geen draagvlak heeft. Dat roept weerstand en dus getreuzel op.”
Versnellen
Wet- en regelgeving is volgens Hendriksen vooral nodig om ondernemers het laatste beslissende zetje te geven. “Draagvlak creëren gaat daaraan vooraf. Vanuit deze invalshoek zie ik, samen met partners als de Amsterdam Economic Board, allerlei mogelijkheden om als MRA met het NPCE aan de slag te gaan. Snelheid ontstaat door bedrijven te ondersteunen met prikkels, regels en subsidie. Ontbreekt een van de drie dan wordt het al snel trekken en duwen.” Slim handelen wil Hendriksen nog aan het rijtje toevoegen. “Neem onze inzet om in de MRA in 2025 20% circulaire houtbouw te realiseren. Wat nu dreigt te gebeuren is dat alle dertig MRA-gemeenten kijken hoe je dit voornemen juridisch kunt verankeren in bestemmings- en omgevingsplannen. Dat is toch zonde.” Hier is volgens hem een versnellingsrol voor de MRA weggelegd. “Een optie is het Bouwbesluit aan te passen om houtbouw mogelijk te maken. We hebben inmiddels CircuLaw gevraagd om te onderzoeken of dit een reële mogelijkheid is. Dit juridische kennisplatform ondersteunt ons op allerlei manieren om wet- en regelgeving slim te benutten bij het realiseren van onze circulaire ambities.”
‘Snelheid ontstaat door bedrijven te ondersteunen
met prikkels, regels en subsidie’
Financiële middelen
Knelpunt om daadwerkelijk vaart te maken zijn nog de financiële middelen. “Op jaarbasis is voor het hele land een schamele 25 miljoen beschikbaar en dat is het.” Hij ziet in dit verband een parallel met het klimaatakkoord. “Voor de uitvoering hiervan is er nu eindelijk geld voor de decentrale overheden om werk te maken van de energietransitie. Die gelden zijn ook best fors. Maar in 2019 is het klimaatakkoord al opgesteld. Het heeft dus ruim drie jaar geduurd voor het zover was. Dat gevaar zie ik ook bij het NPCE.” Overigens hoopt Hendriksen wel dat er een duidelijke koppeling komt tussen energie en circulariteit. “Dat zijn vreemd genoeg nu bestuurlijk twee gescheiden werelden, maar in de praktijk niet. Grondstoffen en energietransitie is eigenlijk één pakket. Ook dit aspect zit onvoldoende in het NPCE.”
Knip regio’s niet op
Wat Hendriksen tot slot vooral niet hoopt is dat het Rijk kiest voor het opzetten van pakweg dertig circulaire regio’s. “Op energiegebied is dit gebeurd en die optie wordt in het NCPE wel geopperd. Wij zien daar helemaal niets in. Het doet onrecht aan wat er allemaal al in de regio’s is bereikt. Niet alleen binnen de MRA, maar ook in onder meer de regio’s Eindhoven-Helmond, Twente en Arnhem-Nijmegen. Opknippen in deelregio’s maakt alles wat we hebben opgebouwd kapot.”
Uit bezorgdheid hierover heeft er recent op initiatief van de MRA voor de eerste keer een overleg plaatsgevonden met andere regio’s die werk maken van circulariteit. “Heel inspirerend. We hebben direct een vervolgafspraak gemaakt want we zien allerlei kansen om elkaar te versterken.”
Brieven G6 en G40
Een en ander wil niet zeggen dat alles vanzelf gaat indien regio’s het voortouw krijgen. “Wij hebben wel duidelijke kaders nodig van het Rijk. Op zich staan die voor een groot deel in het NPCE, maar vaak zijn ze voorzien van allerlei voorbehouden.”
De belangrijkste bezwaren van de regio’s zijn – met ondersteuning van de MRA – per brief door zowel de G6 als de G40 aan het kabinet gestuurd. Eerder zette de MRA haar kanttekeningen al in een brief aan de VNG op een rij. In de brief van de G40 staat onder meer het volgende: ‘De transitie naar een circulaire economie bevindt zich in een stroomversnelling. Dat vraagt op dit moment om een maatwerkaanpak in samenwerking met de regio’s. Om systeemverandering te realiseren, is niet alleen intensieve samenwerking tussen rijk en regio nodig, maar ook in de regio zelf tussen ondernemers en overheidsinstanties.’ “Uitvoering van het NCPE lukt alleen indien de regio’s, waaronder de MRA, het voortouw nemen”, aldus Hendriksen. “De brieven geven duidelijk de pijnpunten van het nationale beleid aan. De ondertekenaars roepen volstrekt terecht het kabinet op om een flinke schep bovenop de gekozen beleidskoers te doen.”