Aardwarmte (geothermie) wordt gezien als een kansrijke bron van duurzame energie. Om geothermie te kunnen toepassen moet er voldoende informatie beschikbaar zijn over de ondergrond. Overheden zetten zich in om deze informatie in kaart te brengen.

Het Rijk heeft een Masterplan aardwarmte. gepubliceerd waarin de landelijke ambities zijn uitgewerkt. In het masterplan wordt een pad geschetst waarin de productie van aardwarmte groeit van de huidige 3 petajoule aan aardwarmte per jaar naar 50 petajoule in 2030 en 200 petajoule in 2050. In 2050 zou geothermie daarmee 23% van de totale warmteproductie vertegenwoordigen.

Gegevens ondergrond noodzakelijk

De ambities in de MRA zijn groot. In het onlangs opgestelde Grand Design 2.0. wordt uitgegaan van het aansluiten van 700.000 woningequivalenten (meer dan 35% van de totale warmtevraag) op duurzame warmte. Aardwarmte is daarvoor een van de belangrijkste bronnen. Tot op heden is het echter niet gelukt om een aardwarmteproject te realiseren in de MRA. Dit heeft vooral te maken met het feit dat er weinig betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de ondergrond.

Exploratieprogramma gestart

Om de ondergrond van de MRA in kaart te brengen, wordt nu een exploratieprogramma gestart. Dit programma gaat 3 tot 5 jaar lopen en wordt uitgevoerd door het Rijk (EBN) en de provincies Noord-Holland en Flevoland. Het exploratieprogramma zal uit de volgende onderdelen bestaan:

  • 2D-seismisch onderzoek (zowel diepe als ultradiepe aardwarmte);
  • Het regelen van financiële ondersteuning voor enkele (proef)boringen op projectlocaties;
  • Het inrichten van een regionaal kennisprogramma;
  • Het bieden van ondersteuning aan regionale aardwarmteprojecten.

In 2019 heeft de aanbesteding van het 2D-seismisch onderzoek plaatsgevonden. De uitvoering loopt nog tot ongeveer 2022. De MRA is naar verwachting in 2020 aan de beurt.

Ruimtelijke gevolgen nog niet duidelijk

Aardwarmteprojecten nemen (ook) bovengrondse ruimte in beslag.  Als de MRA zijn ambities wil waarmaken, gaat het om tien of meer productielocaties in de regio. Per locatie is voor de boorfase en voor groot onderhoud een terrein benodigd van zo’n 100 bij 50 meter. Afhankelijk van het aantal bronnen op één locatie is voor de warmtewisselaars, filters en pompen een terrein nodig van circa 30 bij 30 meter en een gebouw van zo’n 20 bij 20 meter. Daarnaast zal ook de aanleg van warmtenetwerken ruimtelijke gevolgen hebben, denk aan zaken als het tijdelijk opbreken van de straat en het integreren van pompstations in gebouwen.

Contact

Frank Schoof, Projectleider Versnelling Aardwarmte MRA: schooff@noord-holland.nl