Voor het Portefeuillehoudersoverleg Duurzaamheid (PHO) op donderdag 14 mei stonden de programma’s Circulaire Economie en het MRA Warmte en Koude programma geagendeerd. Aan bod kwam ook de insteek van de conferentie op 15 juni. Centraal staat dan de relatie tussen de ambities op het gebied van duurzaamheid en het herstel van de economie na de coronacrisis. Tot slot is gesproken over de voortgang van de afspraken van de eerste Duurzaamheid Top van vorig jaar in Almere.
Herijking programma Circulaire Economie
Geagendeerd stond de 80% versie van het Programma Circulaire Economie 2020 /2025 en de daaraan gekoppelde uitvoeringsagenda voor het komende jaar. De bestuurders
onderschrijven de opgenomen prioriteiten. Wel willen zij vooral nu elementen toevoegen die een impuls kunnen geven aan het herstel van de economie na de coronacrisis. De nieuwe accenten worden verwerkt in het document.
De portefeuillehouders stemmen in met het voorgestelde proces, waarin vaststelling van het ontwerpdocument is voorzien in het PHO van september. Extra tussenstap is wel dat de herijking wordt betrokken bij een bespreking op 4 juni in het BO (bestuurlijk overleg) platform Economie. Daar wordt gesproken over een duurzame economische impuls als reactie op de coronacrisis. Circulaire
economie kan daaraan een bijdrage leveren. Er komt een notitie waarin wordt ingegaan op de raakvlakken tussen de dossiers Duurzaamheid en Economie.
Warmte en Koude Programma
De bespreking van het Warmte en Koude Programma nam het grootste deel van het PHO in
beslag. Warmteregisseur Arie Willem Bijl gaf een toelichting op dit MRA-programma dat primair is gericht op het met private partijen gezamenlijk verkennen van opties en handelingsperspectieven. In dat kader legde hij uit hoe er vanuit de uitgangspunten betaalbaarheid, haalbaarheid en duurzaamheid wordt gewerkt aan een bronnenstrategie. De strategie brengt in beeld welke bronnen er in de MRA beschikbaar zijn om aan de warmtetransitie invulling te geven. Naast bijvoorbeeld geothermie, aquathermie en restwarmte is houtige biomassa één van de opties in die strategie, maar het programma heeft niet als taak beslissingen te nemen over het gebruik daarvan. Die beslissing is aan regionale overheden.
Ook ging Bijl in op de opdracht die hij heeft ontvangen vanuit de RES Noord-Holland Zuid om een aanzet te maken voor de Regionale Structuur Warmte (RSW). Die opdracht moet uitmonden in een product dat wordt besproken in de Stuurgroep van de betreffende RES-regio. Mede op basis daarvan kan de Stuurgroep beslissingen nemen over de invulling van die RSW. Met Flevoland zijn besprekingen gaande of het MRA-programma een vergelijkbare rol kan bieden voor de RES Flevoland.
In het gesprek volgend op de presentatie gaven veel bestuurders aan blij te zijn met het feit dat er een aanzet voor een bronnenstrategie ligt. Een groot deel van de discussie richtte zich vervolgens op de noodzaak en wenselijkheid van de inzet van houtige biomassa in de warmtetransitie, op de rolverdeling tussen publieke en private partijen, op de noodzaak om ook consumenten mee te nemen in de discussie over warmtenetten en op de vraag waar nu de regie ligt: bij de RES, bij de Warmtewet 2.0 of bij het programma en wat daarbij de rol is van het PHO. Over dit laatste worden de portefeuillehouders in een aanvullende notitie geïnformeerd.
Met betrekking tot het gebruik van houtige biomassa als warmtebron constateerden de bestuurders dat de brief die een groot aantal MRA-overheden aan de SER en de verantwoordelijke ministers heeft gestuurd zijn doel heeft bereikt. De zorgen die in die brief werden benoemd en de elementen die daarin zijn opgenomen keren terug in het onlangs verschenen advies van het PBL daarover. Voor het binnenkort te verschijnen advies van de SER zal vermoedelijk hetzelfde gelden. Daarna is het wachten op het kabinetsstandpunt. De voorzitter stelt voor het onderwerp biomassa opnieuw te agenderen in het PHO zodra het SER-advies en het kabinetsstandpunt vastgesteld zijn.
Bijeenkomst 15 juni
Op 15 juni vindt een bijeenkomst plaats voor bestuurders en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven over de ingrediënten die er zijn om vanuit de regio tot een duurzame Green Deal te komen. Over de uitvoering zouden ook met het Rijk en de EU afspraken kunnen worden gemaakt. Rode draad vormt de vraag wat de bijdrage van duurzaamheid kan zijn om de gevolgen van de coronacrisis zo snel mogelijk te boven te komen. Hiertoe is een notitie opgesteld met vijf beslispunten; de bestuurlijk trekkers van die bijeenkomst hebben hiermee tijdens een vooroverleg ingestemd. Ze denken aan een bijeenkomst met twee externe gastsprekers en hebben gevraagd te bezien of een combinatie van een fysieke bijeenkomst met 30 mensen, aangevuld met een digitale bijeenkomst, haalbaar is. Dit verzoek wordt nu uitgewerkt.
Voortgang afspraken Duurzaamheid Top
Met vertegenwoordigers van alle deelregio’s is gesproken over de voortgang van de uitvoering van de tijdens de eerste Duurzaamheid Top gemaakte afspraken. Daarbij is ook ingegaan op de vraag hoe grote gemeenten de kleinere kunnen helpen. De naar voren gekomen ideeën en suggesties zijn verwerkt in een notitie. Deze vormt de basis voor de gesprekken met de vier trekkende bestuurders . Het PHO neemt de conclusies en aanbevelingen serieus en hebben gevraagd om de communicatie meer dan nu toe te spitsen op de voortgang van de uitvoering van de afspraken. Ook zullen bestuurders van grote gemeenten nog eens goed intern nagaan waar zaken spaak lopen. Het punt van de capaciteit is uiteraard een vraagstuk, maar het PHO onderkent wel dat de inzet toch bij voorkeur van de gemeenten zelf moet komen. Er wordt een tweede Duurzaamheid Top voor dit najaar voorbereid. In de aanloop hier naartoe wordt het onderwerp ‘groot helpt klein’ verder uitgediept en verbreed.